Ontwikkelingsgericht werken
In ontwikkelingsgericht werken staat de brede persoonsontwikkeling centraal. Het begrip ‘zone van de naaste ontwikkeling’ (het verschil tussen wat de leerling zelfstandig kan en waar het nog hulp nodig heeft van een volwassene) speelt een belangrijke rol. Om deze ontwikkeling te bevorderen, zijn echte, betekenisvolle activiteiten nodig. We doen dat door:
- werken met thema’s, in een periode van 6 à 7 weken staat één thema centraal;
- werken met echte materialen in huis- en themahoek.
Elk thema kent de volgende drie fasen:
- Een thema start op met het naar boven halen van bestaande kennis en het bevorderen van de betrokkenheid bij het thema; dit zijn de startactiviteiten.
- In de volgende fase krijgt het thema inhoud, door bijvoorbeeld het inrichten van een themahoek.
- In de laatste fase krijgt het thema verdieping en/of verbreding.
Het thema, en daarin met name het spel, is de leidraad voor de activiteiten die we in de klas doen. Voor het uitwerken van het thema en het volgen van de kinderen gebruiken we HOREB, het digitale observatiesysteem van Basisontwikkeling. In de kleutergroepen bepalen dus veelal de thema-inhouden het onderwijs in die groepen. In de groepen 3 en 4 wordt daarnaast ook methodisch gewerkt op het gebied van taal/lezen, spelling en rekenen. Groep 5 t/m 8 werken twee keer per jaar een schoolbreed thema uit. Daarna zijn er kleine thema’s in de verschillende groepen die te maken hebben met een deel van een vak als aardrijkskunde of geschiedenis.